Wetenschappers hebben meermaals bewezen dat, tot op hoge leeftijd, kunst en creativiteit een specifiek gebied in onze hersenen, de ‘insula’, activeert en stimulatoren zijn voor een goede gezondheid. De onderzoekers toonden ook aan dat dit gebied, het ‘eiland van Reil’, deel uitmaakt van een grootschalig netwerk. Het heeft als belangrijkste taak het opmerken van ‘opvallende’ gebeurtenissen in onze omgeving en de sturing van onze aandachtsprocessen.
Waarom zoekt een kunstenaar dan het onbeduidende op? Nog los van het feit dat juist kunstenaars ons bestaan op een totaal andere manier onderzoeken dan eenieder ander zou doen. En waarom ga je als kunstenaar stelselmatig op zoek naar een letterlijk kader binnen dat alledaagse.
Het lijkt er overigens op dat een dergelijke houding steeds vaker wordt ingenomen. Na het voorheen etaleren van luxe en/of exuberantie, tonen bijvoorbeeld kunstenaars, fotografen, film- en theatermakers nu de wereld van de gewone man en vrouw. Hun gangbare leven wordt via een artistieke transistor omgevormd tot kunstobjecten en exclusief gemaakt. Het resultaat van deze transitie wordt dan niet in hun oorspronkelijke leefomgeving getoond maar in bijvoorbeeld: filmzalen, theaters of musea, de podia voor, bij uitstek, het spectaculaire.
Dus waarom brengt Maurice van Tellingen dan, haast als een 3D-cartograaf, elementen uit onze leefomgeving in kaart. Veel titels van zijn ruimtelijke objecten verwijzen naar een onopvallende identiteit, zoals: Radiator (2007), Douche (2008), French Windows (2009), Kleine Straat (2012), Vogelvoederhuisje (2013), Eigen haard (2014) of Caravan (2015). Daarnaast roept het formaat van de objecten associaties op met modelbouw of souvenirs. Waarom transformeert hij dan de werkelijkheid naar een conditie waarbij onze volwassenheid kinderlijk of overdreven gecompliceerd aanvoelt. We leven immers toch eerder in een maatschappij van crescendo dan van decrescendo? Voelt hij zich er letterlijk thuis, in deze miniatuur-decors en hun ambiance van absurdisme.
Al eeuwenlang zitten kunst en wetenschap in elkaars vaarwater en gedragen zich hierin als bij een duel of duet. Waar de kunstenaar stopt om het onderzoek om te zetten in bijvoorbeeld: vorm, beeld, muziek of beweging, zet een wetenschapper de speurtocht door tot aan een absolute uitkomst. Je krijgt de indruk dat Maurice van Tellingen zich precies op de grens van deze twee vakgebieden bevindt. Want uitkomsten van zijn artistiek handelen vormen gegarandeerd een gedecideerd beeld van een doodgewone: radiator, caravan, stukje trottoir, enz. Alsof hij zijn kunstzinnige stofjas afwerpt en ons toeroept: Kijk eens, hier heb je je douche, achtertuintje of aanrecht! Maar wil hij dan helemaal geen kunst maken om ons te behagen, te verstrooien of zelfs te tarten? Naar welke mentale plek leidt hij ons met zijn tot-in-de-puntjes geconstrueerde schaalmodellen van de werkelijkheid. Het vreemde is ook nog dat zijn ruimtelijke uitsneden het besef van tijd lijken stil te zetten, maar tegelijkertijd in beweging lijken te brengen. Je voelt je er familiair mee, maar op hetzelfde moment ook gedistantieerd. We herkennen zijn materiële enscenering maar al te goed, maar waarvan eigenlijk. Zijn het beelden uit de realiteit of uit onze verbeelding? De tegenwoordigheid van de mens is ontegenzeggelijk aanwezig in zijn objecten. Maar van de persoonlijkheid van de gebruikers, bewoners en/of eigenaren van de fragmenten ontbreekt ieder spoor. Het werk toont drama zonder dramatische kenmerken, welvaren zonder aantoonbare voorspoed.
Er zijn meerdere kunstenaars die tot een ‘product’ komen dat niet direct herkenbaar is als kunst. Die het bevragen van het bestaan belangrijker vinden dan de eigen artistieke handeling of de creatie van een kunstwerk tot eindproduct. Maurice van Tellingen maakt geen kunst, maar zijn objecten zijn dat wel. Een contradictie? Nee, een bewust gekozen positie om, zonder zichzelf een artistiek doel te stellen, te komen tot beeldende resultaten uit onderzoek. Het is de houding van een kunstenaar die de conventies tussen illusie en werkelijkheid van een eigen urgentie voorziet. Een ‘constructeur’ die ons een decor voorschotelt waarin wijzelf naar hartenlust mogen acteren, in welke imaginaire rol dan ook. Zolang wij onszelf maar afvragen: wie ben ik en waar ben ik in hemelsnaam beland.